Naar welke bronnen verwijst de index?

In de index zijn de volgende inventarisnummers opgenomen:

Archief Inventarisnummers
 5033 Archief van de Burgemeesters: poorterboeken  1: Register gemerkt 'B'. 1584-1605
 5033 Archief van de Burgemeesters: poorterboeken  2: Register gemerkt 'E'. 1636 maart-1652 februari
 5014 Archief van de Burgemeesters: stadsrekeningen  1-37: Stadsrekeningen 1531-1569
 5014 Archief van de Burgemeesters: stadsrekeningen  71: Stadsrekeningen 1604
 5014 Archief van de Burgemeesters: stadsrekeningen  74-78: Stadsrekeningen 1606-1611
 5039 Archief van de Thesaurieren Ordinaris  63-99: 'Rapiamus'. Register van de ontvangsten en de uitgaven van de stad 1570-1606

Ná 1655 werden alle poorters geregistreerd in de zogenaamde generale poorterboeken tot 1811. De namen daaruit zijn nu niet opgenomen in deze index. Deze serie poorterboeken is toegankelijk via de papieren klappers in het Informatiecentrum van het Stadsarchief. 

Let op: het zestiende- en zeventiende-eeuwse handschrift in de bron vraagt om enige kennis van oud schrift.

Poorters in Amsterdam

Al in de dertiende eeuw werd er in Amsterdam onderscheid gemaakt tussen inwoners en poorters. Als iemand officieel poorter was had hij of zij méér rechten en privileges dan bewoners die geen poorter waren; het hield niet in dat je als niet-poorter illegaal in de stad verbleef.

Voordelen die aan het poorterschap verbonden waren:

  • in aanmerking komen voor een bestuurlijke functie
  • eigen handel opzetten (tot 1668 was hiervoor het poorterschap benodigd) en/of lid worden van een gilde
  • wezen van poorters hadden toegang tot het Burgerweeshuis, in aanzienlijk betere leefomstandigheden dan de overige weeshuizen
  • vrijstelling voor tolbetalingen, binnen Holland en enkele gebieden daarbuiten (vanaf het tolprivilege uit 1275)

Er waren drie manieren om het poorterschap van Amsterdam te verkrijgen:

1  bij de geboorte   Ingeboren poorter   kinderen van poorters (alleen via de mannelijke lijn) 
2  via een huwelijk met een poorter  Behuwd poorter  mannen van buiten de stad die met een geboren poorter, dochter van een poorter, of weduwe van een poorter trouwden
3  via betaling, als men van buiten de stad kwam of ingezetene was  Bekochte poorters (niet hetzelfde als ingezetenen)  gekocht poorterschap, meestal in verband met werk/beoogd lidmaatschap van een gilde

Een heel enkele keer werd het poorterschap geschonken en was men voortaan ereburger van Amsterdam. Joodse poorters moesten altijd betalen, al waren zij kinderen van poorters.

Rond het midden van de zeventiende eeuw bedroegen de kosten van het poorterschap vijftig gulden, een enorm bedrag. Aangezien vele ongelukkigen dat niet op konden brengen werd in 1668 toegestaan dat iemand ook zonder poorter te zijn een ambacht kon uitoefenen. Nadat de eed aan de stad was afgelegd en 28 stuivers waren betaald, werd een ingezetencedel (klein poortercedel) afgegeven en was men ingezetene.

De index bevat de namen van de gekochte poorters.

Nieuwe poorters

Amsterdammers die poorter wilden worden dienden zich te vervoegen op het stadhuis en de eed (of een belofte) af te leggen. Hierin belooft men plechtig een trouw en goed poorter van Amsterdam te zullen zijn.

In 1668 luidde de poortereed:
Dat sweert ghy, dat ghy een goet ende getrouw Poorter deser Stede, den Burgermeesteren ende Regeerders in der tijt onderdanigh wesen sult, in Waken, Bijten, en andere Beschermenissen ende lasten deser Stede u goetwilligh hebben sult; dese goede Stede voor 't quaet, dat ghy sult vernemen, waerschouwen, en tot alle welvaert, met raedt ende daet, naer allen uwen vermogen, vorderen ende helpen sult; Ende voorts alles sult doen ende laten, dat een goet Poorter schuldigh is te doen ende laten.
Soo waerlick moet u Godt almachtigh helpen.

Als bewijs kreeg de kersverse poorter een kwitantie mee, het zogenoemde poorterbriefje, poorterakte of poortercedul. Hiervan zijn diverse exemplaren bewaard gebleven bij het Stadsarchief Amsterdam, onder meer in familiearchieven en in de collectie Personalia.

KLAG00353000001

De eed of belofte hoefde niet altijd in persoon te worden afgelegd. Vrouwen van zeelieden mochten namens hun zeevarende man langskomen, op voorwaarde dat de man na zijn behouden vaart terugkwam om de eed af te leggen.

Overigens kon het poorterschap ook weer kwijtraken, bijvoorbeeld wegens 'verwoning', een langdurig verblijf buiten de stad. Ook bij oplopende schulden, crimineel gedrag, buiten Amsterdam justitie inschakelen tegenover een mede-poorter of andere benadelingen van de stad kon het poorterschap worden afgenomen. Bij verbanning uit de stad verloor men het poorterschap tijdelijk.

Vanaf 1652 werd er onderscheid gemaakt tussen het klein en het groot poorterschap. In 1652 werd door het stadsbestuur een nieuwe regeling ingevoerd. Een inwoner kon voortaan kiezen voor een groot of een klein poorterschap met uitgeklede rechten. Het grootste verschil was dat men met een groot poorterschap verkiesbaar was voor functies binnen het stadsbestuur. Financieel maakte het een groot verschil: het groot poorterschap kostte maar liefst 500 gulden, het kleine nog steeds 50 gulden. In de praktijk waren het slechts 12 personen die het groot poorterschap verkregen en vrijwel niemand betaalde hiervoor het volledige bedrag; de meesten betaalden alsnog het lage tarief of kregen het als eerbetoon cadeau van de stad, zoals Michiel de Ruyter. In 1668 verviel het onderscheid weer.

Registratie van poorters

De betaalde poortergelden vormden net als allerlei belastingen inkomsten voor de stad en zijn daarom naast in de Poorterboeken ook terug te vinden in de Stadsrekeningen (Archief van de Burgemeesters) en de Rapiamus of Registers van inkomsten en uitgaven (Archief van de Thesaurieren).

Soms overlappen de gegevens uit meerdere bronnen elkaar. In dat geval is ten behoeve van de index gekozen voor de bron die de meeste informatie biedt; zo is voor de periode 1570-1606 gekozen voor de Rapiamus omdat die behalve een persoonsnaam ook aanvullende gegevens bieden als beroep en herkomstplaats. Voor de periode 1584-1605 komen gekochte poorters twee keer voor in de index, omdat hiervoor zowel de Rapiamus als het Poorterboek B is gebruikt. Waar het Poorterboek in slechte staat of onleesbaar bleek is als aanvulling de Rapiamus gebruikt.

In de periode tot 1655 zijn meerdere poorterboeken aangelegd, waarvan er slechts enkele bewaard zijn gebleven. De overigen zijn verloren gegaan in de achttiende of negentiende eeuw. Toen Jacobus Noordkerk junior, klerk op de secretarie, in 1753 een verhandeling over het poorterschap schreef waren er nog 10 poorterboeken – nu nog maar drie! Ergens tussen 1753 en 1874, toen een gedrukte inventaris op het archief verscheen, zijn deze boeken met de bijbehorende alfabetische indexen verloren gegaan.

Welke gegevens zijn te vinden in de index?

  • naam
  • beroep (niet altijd genoteerd)
  • herkomstplaats uit de bron (als de plaatsnaam tussen vierkante haken staat betreft het de geboorteplaats)
  • herkomstplaats gestandaardiseerd
  • datum van inschrijving
  • bronverwijzing

De namen van de poorters en herkomstplaatsen zijn in de oorspronkelijke spelling uit de bron overgenomen; de aanduidingen van de beroepen zijn gemoderniseerd.

Bij twijfel over de schrijfwijze van een bepaalde naam (bijvoorbeeld Jan Broux of Jan Bronx) of beroep (Jan Akensz Bakker; Bakker als familienaam of beroep?) zijn beide varianten in de index opgenomen. Zij verwijzen dan beide naar dezelfde scan.

Welke gegevens zijn te vinden in de bron?

  • naam
  • beroep (niet altijd genoteerd)
  • herkomstplaats (soms: geboorteplaats)
  • datum van inschrijving
  • eventuele bijzonderheden (heel soms): reden voor kwijtschelding, uitgestelde betaling, naam van echtgenoot of echtgenote, datum van eedaflegging als een vrouw het poorterschap aanvroeg voor haar varende man.

De bronnen geven niet over alle jaren dezelfde gegevens:

  • Rapiamus 1570-1606: naam, beroep, herkomstplaats (daarna alleen totale aantallen poorters en totaalbedrag en ontvangen poortergelden)
  • Stadsrekeningen 1531-1569: t/m 1611 naam en periode (maand + jaar); vanaf 1592 geen andere gegevens.

De stadsrekeningen uit de jaren 1604-1612 bevatten niet méér informatie dan de persoonsnaam van de poorter.

Hoe zoek ik in de index?

In de index kan gezocht worden op persoonsnaam, datum of periode van inschrijving en via vrij zoeken ook op plaatsnaam of beroep. Er kan op een deel van een zoekterm gezocht worden door middel van een wildcard (*).

Verder zoeken

Van onderstaande poorterboeken is nog geen index in digitale vorm beschikbaar. Er is wel een index in de vorm van papieren klappers te raadplegen bij het Informatiecentrum van het Stadsarchief.

  • Register van behuwde en ingeboren poorters 'Poorterboek 3', 1648 november 10-1655 februari 13. 
  • Poorterboeken 1655-1811
  • Registers van ingezetenen 1670-1747
  • De klein-poorters (behuwd en ingeboren) tussen februari 1652 en 1655 staan in poorterboek 3. Na 1655 werden zij ingeschreven in de generale Poorterboeken. Poorterboek 3 is niet geindexeerd.
  • De klein-poorters (gekocht) staan na 1655 in de generale Poorterboeken. De registratie van gekochte klein-poorters uit de periode 1652-1655 is niet bewaard gebleven.
  • De registratie van de groot-poorters uit de jaren 1652-1668 is niet bewaard gebleven en ook niet opgenomen in de generale Poorterboeken na 1655. Volgens Noordkerk ging het slechts om 12 personen.
  • Als een datering en een beroep bekend zijn is er mogelijk meer te vinden in de archieven van de Gilden, aangezien voor toelating tot de meeste gilden het poorterschap een vereiste was.

Verder lezen?

  • Wagenaar, Amsterdam in zyne opkomst, aanwas, […]. deel XI, p. 3-e.v. 'Poorter- of Burgerschap en deszelfs Voorrechten'.
  • Jacobus Noordkerk junior, klerk ter secretarie van 1738-1755, 'Verhandeling over het poorterschap binnen Amsterdam ten jare 1748'. Handschrift in collectie Bibliotheek 15030, inv.nr. 100499.
  • Erika Kuijpers en Maarten Prak, ‘Burger, ingezetene, vreemdeling: burgerschap in Amsterdam in de 17e en 18e eeuw’ in: Joost Kloek en Karin Tilmans, Burger! Een geschiedenis van het begrip ‘burger’ in de Nederlanden van de Middeleeuwen tot de 21ste eeuw, Amsterdam University Press 2002.

Verantwoording

Oorspronkelijke is een papieren index gemaakt in de periode 1903-1917. Vervolgens is deze in 1991 bewerkt en aangevuld door medewerkers van het Stadsarchief (destijds afdeling Indicering bij het Gemeentearchief Amsterdam) met het resultaat de papieren klappertjes in het Informatiecentrum. Deze index is een digitale versie van die klappertjes.

Voorbeeld Pieter Adriaensz

In 1566 werd Pieter Adriaensz – bij wijze van hoge uitzondering – een deel van het poortergeld kwijtgescholden: hij had zich verdienstelijk gemaakt voor de stad door met een oplossing te komen voor het hinderlijk roken van schoorstenen. Adriaensz was metselaar en afkomstig uit Haarlem.

MMSAA01 385000041

Inschrijving Pieter Adriaensz uit de Stadsrekeningen, 1566 (archief 5014, inv.nr. 34).

De tekst van de inschrijving luidt:
Pieter adriaenszoon van haerlem metselaer
die opden xviijen Juny poorter geworden
Is des en heeft niet meer bet(aald) dan
xlvij stuivers die rest hebben den burgurmeesteren hem
geschoncken overmits syn cunst dat hij wist
roeckende schoersteenen te helpen dat zy
niet meer roecken souden Ergo alhier
ontfangen de voorschreven somme van xlvii stuivers
Compt in munte Vlaams 7 st. 10 d(inari)

Voorbeeld Poorterboek

De Poorterboeken bevinden zich in het archief van de Burgemeesters.

A24522000004

Bladzijde uit het Poorterboek, 1584 (archief 5033, inv.nr. 1)


Voorbeeld Rapiamus

De Registers van ontvangsten en uitgaven van de stad bevinden zich in het archief van de Thesaurieren Ordinaris.

MMSAA01 036000048

Bladzijde uit het Rapiamus, 1578, voor de Alteratie (archief 5039, inv.nr. 71).

Voorbeeld Stadsrekeningen

De Stadsrekeningen bevinden zich in het archief van de Burgemeesters.

MMSAA01 425000020

Bladzijde uit de Stadsrekeningen, 1607 (archief 5014, inv.nr. 74).

Na 1604 bevatten de Stadsrekeningen niet veel méér informatie dan een rijtje persoonsnamen.