Naar welke bronnen verwijst de index?

In de index zijn de volgende inventarisnummers opgenomen uit het Archief van Verenigde Doopsgezinde Gemeente van Amsterdam en rechtsvoorgangers en De Zon:

Gemeente Bij 't Lam en de Toren 213 Register van lidmaten door doop of attestatie  1668-1755 
Gemeente Bij 't Lam en de Toren  215 Register van lidmaten door doop of attestatie 1756-1829 
Gemeente de Zon 36 Register van vrouwelijke lidmaten  1686-1801 
Gemeente de Zon  37 Register van mannelijke lidmaten  1686-1801 
Arke Noach  245 Register van lidmaten  1681-1797 
Oude Vlamingen  266 Lijst van leraren,diakenen en lidmaten  1714-1788 

Omdat de doopsgezinden alleen de volwassenendoop kennen zijn in deze index ook personen terug te vinden die niet in de reguliere doopregisters voorkomen. Daarnaast is van belang dat in de lidmatenregisters bij uitschrijving de nieuwe woonplaats wordt genoteerd, wat vooral in het geval van vertrek naar het buitenland waardevolle informatie op kan leveren.

 010094006300

Doopsgezinden in Amsterdam

Ten tijde van de Reformatie begonnen de doopsgezinde ideeën vanuit het Duitse taalgebied de Nederlanden binnen te druppelen. Volgelingen van de leer werden aanvankelijk anabaptisten of wederdopers genoemd. De dopers zelf noemden zich liever mennisten/mennonieten, naar de prediker en theoloog Menno Simons (1496-1561), die de leer zou transformeren tot een geweldloze godsdienst. De term doopsgezind werd vanaf de jaren tachtig van de zestiende eeuw voor het eerst gebruikt door de Waterlanders, die zich wilden onderscheiden van de mennonieten.

In Amsterdam kwam het in 1535 tot tweemaal toe tot oproer van groepen dopers. Op 10 februari renden zeven mannen en vijf vrouwen naakt door de stad, al roepende dat de wrake gods aanstaande was. De meesten van hen werden publiekelijk onthoofd op de Dam. Drie maanden later pleegde een groep van ongeveer veertig gewapende rebellen een bloedige aanslag op de Dam. Een burgemeester kwam hierbij om het leven. Bij de daaropvolgende bestorming van het stadhuis werd hard opgetreden, waarbij zowel aan de kant van de bezetters als onder de bevrijders tientallen doden vielen.

In de jaren erna reageerde het stadsbestuur op deze bloedige aanslag met systematische vervolging en executie van doopsgezinden, die zelf gaandeweg voor geweldloosheid kozen.
De Alteratie van Amsterdam in 1578, waarbij de stad zich aansloot bij de Opstand, betekende het einde van de vervolgingen. In 1579 legden de Noordelijke Nederlanden in de Unie van Utrecht de vrijheid van geweten vast. De groeiende geloofsgemeenschappen mochten voortaan bijeenkomen in schuilkerken, die vanaf de straat niet duidelijk herkenbaar waren als kerkgebouw.

010097007235

Rond 1600 bestonden de doopsgezinden in Amsterdam vooral uit de volgende stromingen, die naar hun afkomst (Oude/Jonge) Vlamingen, Hoogduitsers, (Harde/Zachte) Friezen en Waterlanders genoemd werden.

De grootste gemeenten (genoemd naar de stichting van de kerkgebouwen) waren:

  • 1608-1668 Bij 't Lam (Vlamingen)
  • 1604-1668 Bij de Toren (Waterlanders)
  • 1668-1801 Bij 't Lam en de Toren (fusie Vlamingen en Waterlanders)
  • 1664-1801 De Zon (Vlaams, afsplitsing uit Bij het Lam)
  • 1801-1955 Verenigde Doopsgezinde Gemeente

Zowel in theologisch gedachtegoed als in geografische herkomst bestonden er grote verschillen tussen de diverse groepen. Deze verschillen leidden met regelmaat tot conflicten en scheuringen en vervolgens weer tot toenadering en fusie. In 1801 gingen de overgebleven gemeenten op in de Verenigde Doopsgezinde Gemeente.

De meest opvallende kenmerken van de doopsgezinden waren de volwassenendoop, de weigering om een eed te zweren en het principe van geweldloosheid. Doordat zij elke toepassing van geweld - ook die door de overheid - afwezen kwamen zij ook niet in aanmerking voor politieke ambten.

In de loop van de achttiende eeuw werd de groep doopsgezinden kleiner, stond zij meer open voor invloeden van buiten de eigen kring en werden de ideeën steeds vrijzinniger. Gegoede doopsgezinde families als De Neufville, Van Lennep en Van Eeghen speelden een grote rol in het verlichte culturele en zakenleven van Amsterdam.

Nieuwe lidmaten

Er waren twee manieren om toe te treden tot de doopsgezinde gemeente:

  • waterdoop (alleen voor volwassen)
  • attestatie (verklaring van goed gedrag)
    Iemand was dan al eerder in een andere plaats lid geweest van een doopsgezinde gemeente óf van één van de overige gemeenten binnen Amsterdam en hoefde daarom niet meer gedoopt te worden.

Net als bij kinderdopen waren er bij de doop getuigen aanwezig, vrijwel altijd familieleden. Ook deze namen werden in de lidmatenregisters genoteerd en zijn in de index opgenomen. Bij toetreding met attestatie waren er geen getuigen nodig.

Bij vertrek uit de gemeente naar een andere gemeente, binnen of buiten de stad, was het de lidmaat die een attestatie vroeg voor de nieuwe woonplaats. Meestal werd in de lidmatenboeken opgetekend waar iemand naar toe ging. Het kwam uiteraard ook voor dat iemand de kerk definitief de rug toekeerde, vooral in de achttiende eeuw, toen het aantal doopsgezinden snel afnam. Dit was vaak het geval bij gemengde huwelijken, waarbij iemand overging tot de kerk van de huwelijkspartner. Omgekeerd kwam het ook voor dat lidmaten van andere kerken overgingen naar de doopsgezinde kerk. Zij zijn dan zowel in de reguliere doopboeken te vinden als in het doopsgezinde lidmatenboek.

010097003458

Welke gegevens zijn te vinden in de index?

  • naam van de nieuwe of vertrekkende lidmaat
  • rol bij de doop of aanneming (dopeling, attestant, getuige)
  • datum van de inschrijving (bij dopelingen gelijk aan de datum waarop de doop plaatsvond)

Bij nieuwe lidmaten per attestatie werd meestal geen datum vermeld. In deze gevallen is als inschrijvingsdatum de datum van de voorafgaande doopgelegenheid genomen.

Kinderen werden niet gedoopt maar soms wel opgenomen in een kinderboek. Het kinderboek van Lam en Toren bevindt zich in het archief van de Burgerlijke Stand en is opgenomen in de Index op de doopregisters. Een deel van de uit doopsgezinde ouders geboren kinderen is daarom ondanks het dopen op latere leeftijd toch terug te vinden in deze doopindex. 

Als mensen vanuit een andere religie overstapten naar de doopsgezinde gemeente binnen de stad zijn zij dus zowel in de reguliere doopboeken als in de lidmatenboeken te vinden.

Welke gegevens zijn te vinden in de lidmatenregisters?

  • naam van de lidmaat
  • bij doop: naam van de getuige
  • bij doop: (familie)relatie ten opzichte van de dopeling
  • bij attestatie: plaats van herkomst (niet altijd geregistreerd)
  • datum van de doop
  • bij vertrek: de plaats waar iemand naartoe ging
  • soms: datum van overlijden
  • heel soms overige aantekeningen, bijvoorbeeld:
    de doopdatum van een elders gedoopte nieuwe lidmaat
    vermelding van overgaan tot één van de andere kerkgenootschappen
    vermelding van royeren van een lidmaat, met verwijzing naar het resolutieboek

De registers van De Zon bevatten minder informatie dan die van Bij 't Lam en de Toren.

010122018096

Verder zoeken

Op dit moment zijn alleen de lidmaten van 't Lam en de Toren en van de Zon geïndexeerd. Zie voor bronnen met gegevens van lidmaten van overige gemeenten:

Nieuwe lidmaten werden soms ook in bronnen als de Resolutieboeken genoteerd.

Zie voor gezinssamenstellingen en geboortedata van kinderen van doopsgezinden het kinderboek van Lam en Toren - niet te verwarren met de doop- en lidmatenboeken.

De Kinderboeken werden op verzoek van de burgemeesters sinds 1714 bijgehouden. In een kinderboek staat vermeld wanneer en uit welke ouders de opgegeven kinderen zijn geboren en op welke datum de opgave is gedaan. De namen uit het kinderboek van Bij ’t Lam en de Toren zijn opgenomen in de index op de doopregisters. Een deel van de personen dat daarin voorkomt is dus ook terug te vinden in deze lidmatenindex. Andersom is ook mogelijk dat een lidmaat van buiten kwam en dus niet binnen Amsterdam gedoopt was, of wel degelijk uit een doopsgezinde familie kwam, maar later niet de volwassenendoop onderging. De bronnen vullen elkaar aan en het is dan ook aan te raden beide indexen te raadplegen.

Het kinderboek bevat niet de data van de doop maar van de geboorten uit de periode 1665-1811. Het doel van de kinderboeken was om de overtekening van het poorterrecht van de vader op kinderen te vergemakkelijken. De doopsgezinde registers met de volwassenendopen, die immers geen geboortedatum of leeftijd bevatten en ook niet altijd de ouders vermelden, waren hiervoor niet geschikt. Omdat ouders zonder poorterrecht geen belang hadden om hiervan opgave te doen zijn deze families niet te vinden in het kinderboek.

Personen die verzochten om toetreding maar door de gemeente werden afgewezen (meestal om een onzedelijke levenswandel) werden niet in het lidmatenregister opgenomen maar zijn meestal wel te vinden in de resolutieboeken of notulen. Hierin werden soms ook de nieuwe lidmaten genoteerd.

In het archief van 't Lam en de Toren zijn veel attestaties (een bewijs van doop en goed gedrag, afgegeven door een andere doopsgezinde gemeente) bewaard gebleven:

De Zon:

Verder lezen

  • Ruud Lambour, ‘Doopsgezinde gemeenten te Amsterdam in de zeventiende en achttiende eeuw’, Maandblad Amstelodamum 100/1 (jan-maart 2013), p. 24-38
  • S. Zijlstra, Om de ware gemeente en de oude gronden. Geschiedenis van de dopersen in de Nederlanden 1531-1675, Hilversum en Leeuwarden 2000
  • S. Groeneveld, J.P. Jacobszoon en S.L. Verheus (red.). Wederdopers, menisten, doopsgezinden in Nederland 1530-1980, Zutphen 1993
  • Inleiding bij de inventaris van het Archief van de Verenigde Doopsgezinde Gemeente van Amsterdam en rechtsvoorgangers 
  • Inleiding bij de inventaris van het Archief van De Zon 

Verantwoording

Deze index is gebaseerd op een in 2012/2013 vervaardigde transcriptie door onderzoeker Peter van der Lee.

Voorbeeld

010097008337  A28127000070

In het lidmatenboek van Bij 't Lam en de Toren vinden we Aagje (Agatha) Deken (1741-1804), die op latere leeftijd furore zou maken als schrijfster. Ze wordt in 1769 aangenomen op grond van een attestatie uit Rijnsburg, waar ze in 1760 door de Collegianten was gedoopt. De Collegianten van Rijnsburg vormden een algemeen-christelijke gemeente met als leden voornamelijk doopsgezinden en remonstranten. Zij kenden een volwassenendoop, al was deze niet verplicht.

KLAB03470000007

Aagje Pieters Deken was niet in een doopsgezinde familie geboren. Na het vroege overlijden van haar ouders werd zij op 10 februari 1746, nog maar 4 jaar en 2 maanden oud, onder de hoede genomen van het Collegianten weeshuis de Oranje Appel. Bij binnenkomst bezat Aagje niet meer dan enkele wollen (borst)rokjes en een rijglijfje. Nauwkeurig werd door het weeshuis bijgehouden wat zij aan mutsjes, kousen, hemden en zakdoeken van het weeshuis ontving en op welke datum.

KLAB01573000057

Aagje zou maar liefst 20 jaar in het weeshuis verblijven, tot haar 25e. Dan wordt in het 'Dogtersboek' met enige weemoed genoteerd _is uijt het huijs gegaan met groot genoegen van [?] en de vaders. den 4 februarij 1767_. Gelukkig verliet ze het huis met iets meer bezittingen dan waarmee ze aan was gekomen, waaronder een kist met 6 gulden en een nieuw boek met de titel _de zelfs kennis_. In de jaren bij het weeshuis had Aagje de doopsgezinde leer goed leren kennen: Op zondag gingen de kinderen naar de diensten van Bij het Lam en de Toren en ook had het weeshuis nauwe banden met de gemeenschap van de Collegianten in Rijnsburg.

Tijdens haar verblijf in het weeshuis schreef Aagje al (vrome) gedichten. Later in haar leven zou ze samen met haar vriendin Elizabeth 'Betje' Wolff een succesvol schrijversduo vormen binnen de Nederlandse Verlichting. In 1782 verscheen hun nog altijd gelezen brievenroman de Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart.