Naar welke bronnen verwijst de index?

De index is gebaseerd op het Archief van Schout en Schepenen, specifiek de Vonnissen ter zaken van Averij Grosse (1700-1810).

Wat zijn de vonnissen van Averij-grosse?

In geval van tijdens zeereizen opgelopen schade aan schip of lading moesten de extra gemaakte kosten ergens verhaald worden. Deze werden vastgelegd in een vonnis van Averij Grosse. De vonnissen werden uitgesproken door de Commissarissen van Zeezaken van de Bank van Assurantiën en Averijen, voor 1811 onderdeel van de Amsterdamse rechtbank.

De vonnissen van Averij Grosse bevatten informatie over de onfortuinlijke gebeurtenissen aan boord en de financiële afwikkeling daarvan. Daarnaast bevatten de akten een verwijzing naar gerelateerde scheepsverklaringen uit het Notarieel Archief, die vaak nog veel meer details bevatten.

Handel over zee

Vanuit de Nederlanden voeren vele honderden handelsschepen per jaar naar verschillende bestemmingen en weer terug. De belangrijkste handelsreizen voeren naar steden in het Oostzeegebied, als het Oost-Pruisische Koningsbergen (het huidige Kaliningrad in Rusland), Danzig (het huidige Gdansk) in Polen, Riga in Letland en Archangel in Rusland. De handel via Oostzee wordt wel de moedernegotie genoemd. Hierbij speelden geografische aspecten een rol. Amsterdam was zeer gunstig gelegen, op een kruispunt van oost-west- en noord-zuid routes. Ook was er een uitstekende verbinding met het grote Duitse achterland via de Rijn. Mede door dit gegeven groeide Amsterdam gedurende de Gouden Eeuw uit tot de belangrijkste stapelmarkt voor bulkgoederen van de wereld. Nederlandse handelaren verscheepten wijn en zout uit Frankrijk en Portugal naar de landen rond de Oostzee en keerden terug met vooral graan, Zweeds kruit, hout, ijzer en wapens, maar ook vele andere goederen die voor een deel weer naar landen rond de Middellandse Zee werden vervoerd. Uit de West-Indische gebieden werden onder ander suiker, cacao en koffie gehaald. Ook de scheepslieden kwamen overal vandaan: in de Monsterrollen (inventarisnummers 1 t/m 152) kunnen we zien dat de bemanningsleden behalve uit de regio ook afkomstig waren uit het buitenland, veelal uit de landen van het Oostzeegebied.

Tijdens de vele reizen kon van alles misgaan waardoor schade ontstond. Schepen hadden op zee te maken met stormen, waardoor de relatief kwetsbare tuigage kon worden vernield, of erger, het schip kon aan lager wal raken of op de klippen lopen. Door lekkage kon de lading schade oplopen of zelfs verloren gaan. Ook konden vijandelijke schepen op de loer liggen.

De twee grote Nederlandse handelscompagniën, de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie maakten géén gebruik van de Averij Grosse-regeling. Zowel de bevrachting als het vervoer werden door de bewindvoerders van deze compagnieën zelf geregeld. Gegevens in verband met deze reizen zijn daarom niet te vinden via deze index.

Averij-grosse procedure

Voor 1811 viel de rechtspraak onder het college van Schout en Schepenen. Dit college was tevens belast met bestuurlijke zaken als financiën en openbare orde.

De Vonnissen Averij Grosse werden uitgesproken door de Bank van Assurantiën en Averijen. Deze bank viel onder een apart onderdeel van de Amsterdamse rechtbank, gevormd door de Commissarissen van Zeezaken. De bank velde vonnissen over de verdeling van de kosten, veroorzaakt door opgelopen schades aan schepen. De schades moesten zijn veroorzaakt door overmacht en niet door schuld van bemanningsleden en/of de schipper.

010097012651

Doorsnede en plattegrond van de kamer van Assurantiën, Averijen en Zeezaken (1805). Zie [Beeldbank 010097012651]

Uitgangspunt voor de averij-grosse procedure was een ‘scheepsverklaring’: een beëdigde verklaring, afgelegd door de schipper en een deel van de bemanning waarin verhaald werd over de wijze waarop de reis was verlopen en de schade was ontstaan. Meestal werd de verklaring afgelegd bij een notaris in de haven van bestemming. Aangezien Amsterdam veelal het eindpunt was van de reis, zijn verreweg de meeste scheepsverklaringen afgelegd voor een Amsterdamse notaris. Het schip kon er echter dusdanig slecht aan toe zijn dat voor langere tijd in een buitenlandse haven moest worden verbleven, wat een schadepost op zich betekende. De bemanningsleden moesten worden voorzien van eten en drinken en ook moest voor het verblijf in de haven worden betaald. In dat geval kon in deze haven een scheepsverklaring worden afgelegd. Vaak werd later in Amsterdam ook nog een verklaring opgesteld.

De scheepsverklaring is een zeer gedetailleerde beschrijving van de route, de lading, de omstandigheden tijdens de reis en wat op de reis is gepasseerd. Uit de verklaring moet blijken dat alles in het werk is gesteld de reis voorspoedig te laten verlopen.

Met deze zogenoemde ‘scheepsverklaring’ stapte de schipper dan naar de Amsterdamse Bank van Assurantiën en Averijen. De zaak werd bij de rechtbank genoteerd in de zogeheten Rol van Averij Grosse (inventarisnummers 2636-2658). Enkele weken daarna werd een vonnis van Averij Grosse uitgesproken.

Welke gegevens zijn te vinden in de index?

In de index zijn opgenomen:

  • de naam van het schip
  • naam van de schipper
  •  havens van vertrek en bestemming
  •  datum van vertrek, schade en die van het vonnis

Welke gegevens zijn te vinden in de bron?

De optekening van het vonnis begint met de datum van de scheepsverklaring en de naam van de notaris voor wie de verklaring is afgelegd. Daaronder wordt de inhoud van de scheepsverklaring verkort weergegeven. Het belangrijkste onderdeel van het vonnis is opsomming van de schadeposten en hoe die werden verdeeld onder schipper en laders. Daarbij werden de namen van de laders vermeld, wat ze aan boord hebben gebracht en hoeveel geld hun deel van de lading waard was.

Indirect, via de vonnissen Averij Grosse, verwijst de index naar scheepsverklaringen, voorkomend in het Notarieel Archief. Deze uitgebreide reisverslagen leren ons veel over de beslommeringen en tegenslagen die de zeereizen met zich meebrachten.

Zie voor een overzicht van Scheepsverklaringen uit het Notarieel Archief het ‘Overzicht van Amsterdamse notariële akten vermeld in de vonnissen averij grosse uit de periode 1700-1810’. Uit dit overzicht valt tevens op te maken welke Amsterdamse notarissen waren gespecialiseerd in zeezaken.

Hoe zoek ik in de index?

In de index kan gezocht worden op naam van de schipper, datum of periode, naam van het schip (via de knop ‘ander’), of haven van vertrek of bestemming (via de knop ‘locatie’). Zie voor algemene zoekinstructies ook onze pagina Onderzoek.

010097012590

Schepen op stil water; het voorste schip wordt gekalefaterd. Zie [Beeldbank  010097012590]

Verder zoeken

    • index op het notariële archief [link naar index op notariële archief]
    • Gedeeltelijke index op het Notarieel Archief. Deze index bestaat uit een kaartsysteem en is, wegens de grote omvang van het Notarieel Archief, niet compleet. In de inventaris van het archief is de gedigitaliseerde handleiding en trefwoordenregister beschikbaar.
    •  Archief van Schout en Schepenen: Rol van Averij Grosse, inv.nrs 2636 t/m 2656. Indien een schipper wilde dat een Vonnis Averij Grosse werd uitgesproken dan meldde hij zich bij de Bank van Assurantiën en Averijen. Zijn zaak werd dan opgetekend in de zogenoemde Rol Averij Grosse en aldus ‘op de rol’ gezet. Hierbij werd de datum van aanmelding vermeldt, de naam van de schipper en het schip en de namen van de laders. Enkele weken na de registratie in de Rol Averij Grosse velde de rechtbank het vonnis.
    •  Archief van de Waterschout: Monsterrollen 1747-1852 , inv.nrs. 1-152. In de 17de eeuw vond een enorme uitbreiding plaats van het scheepvaartverkeer vanuit Amsterdam. Dit leidde tot een groeiend aantal conflicten tussen bemanningsleden en schippers. Daarom werd in 1641 een apart onderdeel van de rechtbank ingesteld: de Waterschout. De ‘monsterrol’ werd opgemaakt door de Waterschout, in aanwezigheid van de bemanning. Op het voorgedrukte formulier stonden de arbeidsvoorwaarden vermeld. De rol werd ondertekend door de bemanningsleden ter voorkoming van conflicten tijdens de reis en de uitbetaling van gage. Op de monsterrollen is de volgende informatie te vinden:de naam van schipper en schip, de reisbestemming, de namen van de bemanningsleden, hun herkomst, hun functie en hun gage. De Amsterdamse Waterschout werd in 1867 een Nationaal instituut, waarvan de administratie (ook een gedeelte van voor 1867) wordt bewaard in het Noord-Hollands Archief te Haarlem. In het Stadsarchief wordt een vrijwel complete reeks monsterrollen bewaard over de periode 1770-1838 en heel summier over de periodes 1747-1769 en 1841-1852. Een groot gedeelte van het archief van de Waterschout uit de periode 1878-1945 is, waarschijnlijk tijdens de Tweede Wereldoorlog, verloren gegaan. In het Informatiecentrum binnen het gebouw van het Stadsarchief is een papieren index op de Monsterrollen aanwezig waarin kan worden gezocht op de namen van kapiteins (1747-1852), schippers en schepen. Ook kan gezocht worden op de nalatenschappen van overleden zeelieden over de periode 1834-1853. Deze papieren index vindt men in de papieren Inventaris van archief 38, 18-03-2017 geprint.
    • Zeebrieven 1705-1787, inv.nrs. 1-10. De Zeebrieven omvatten registers van verklaringen dat een schip in de Geünieerde Provinciën thuishoort, afgelegd door schippers ten overstaan van burgemeesters ter verkrijging van een ‘paspoort’ voor het buitenland. De Zeebrieven bevatten de naam van de schipper, naam van het schip en de tonnage van het schip in lasten. De registers zijn chronologisch geordend en niet geïndexeerd.
    • Archief van de Directie van de Oostersche Handel en Reederijen, Galjootsgeldregisters over de periode 1705-1825, inv.nrs. 94-102. Voor onderzoek naar de vaart op de Oostzee kan een beroep worden gedaan op de zogeheten Galjootsgeldregisters. De Directie van de Oostersche Handel en Reederijen was een overkoepelende organisatie die zorgde voor de bescherming van de koopvaarders door schepen van de Admiraliteit, die op de betreffende gebieden voeren. De schepen betaalden daarvoor een heffing: het galjootsgeld. De registers geven de volgende informatie: de namen van schipper en schip, de herkomst van de schipper, de reisbestemming en wat werd betaald voor het schip en de lading.  Deze registers zijn chronologisch geordend en niet geindexeerd.
    •  Archief van de Directie van de Moscovische Handel, Galjootsgeldregisters over de periode 1717-1796, inv.nrs. 57-62. Deze registers geven dezelfde informatie als bovenstaande Galjootsgeldregisters, ze zijn chronologisch geordend en er is geen index aanwezig.
    •  Amsterdamsche Courant, scheepstijdingen: meldingen van averijen en schipbreuken. De Amsterdamsche Courant is digitaal beschikbaar via Delpher , de krantendatabase van de Koninklijke Bibliotheek.

Verder lezen

Schöffer, I. ‘De vonnissen in averij-grosse van de kamer van Assurantie en Averij te Amsterdam’, Economisch-historisch jaarboek XXVI (1952-1954)

Janssen, R.R.W., ‘De vereischten der averij-grosse-handeling’,  Amsterdam ( 1899)

Verantwoording

De digitale index is gebaseerd op een index, in de jaren 1980 vervaardigd, door de afdeling Indicering van het toenmalige Gemeentearchief Amsterdam.


Twee voorbeelden

Ontberingen in Rusland

AGRA00021000063

Eerste pagina uit het vonnis van Averij Grosse betreffende de opgelopen schade aan het schip 'De Hamburger Coopman'

Op 22 oktober 1726 verschijnen stuurman Mathijs Woller, bootsman Jonas Stark, de kok Evert Pink en timmerman Mathijs Alderson voor de Commissarissen van Zeezaken in Amsterdam. Zij deden dit op verzoek van schipper Hendrik Jansz, omdat het schip ‘De Hamburger Coopman’ was vastgeraakt in het ijs. 

De kosten voor de schade die door middel van het vonnis moest worden verdeeld, werden veroorzaakt door de overwintering van de bemanningsleden in een zelf gebouwd huis vlak bij de Russische havenstad Archangel. De opgegeven kosten voor de schade bedroegen in totaal 3533 gulden. De rechtbank bepaalde in het vonnis dat een totaal van 2822 gulden moest worden verdeeld tussen de schipper en de inladers. Dit was inclusief de kosten voor de rechtbank.

Het vonnis verwijst naar de scheepsverklaring die werd afgelegd op 25 juli 1726 voor de notaris Adrian Baars. Hoewel de Averij Grosse al vertelt van de ontberingen, bevat de scheepsverklaring nog veel meer details:

KLAB04096000525

Scheepsverklaring voor notaris Adrian Baars, 25-07-1726 (akte 1046)

Op 25 juli 1726 werd de verklaring afgelegd bij de notaris Adrian Baars, door de eerder genoemde scheepsbemanning. In september en oktober 1725 waren te Archangel (Rusland) onder andere talk, juchten (Russisch rundleer), linnen en robbenvellen ingeladen. De Hamburger Koopman vertrok vanuit Archangel op 20 oktober 1725. Meteen al werd het schip door ijsgang net buiten het ‘Casteel’ aan de grond gezet. Op 4 november probeert men het schip naar een veiliger plek te brengen maar op 7 november komt het schip door het drijfijs definitief vast aan de grond te zitten. Een deel van de lading wordt van boord gehaald en met paarden en sleeën naar Archangel gebracht. Op 4 mijl afstand van Archangel werd een huis gebouwd, zodat ze daar konden overwinteren. Met paarden en sleeën werd proviand aangevoerd. Op 17 mei was het ijs voldoende weggesmolten om het schip vlot te krijgen en nadat de goederen waren ingeladen, kon men op 2 juni vertrekken vanaf de rede van Archangel. Na een behouden vaart kwam De Hamburger Koopman op 7 juli 1726 aan te Amsterdam.

Pech van Texel tot de Caraïben

AGRA00082000262

Pagina uit het vonnis van de Gesina Maria met taxatie van het schip en de lading 

In november 1780 meldt zich de bemanning van het schip de Gesina Maria, dat vanaf 29 december 1779 voer tussen Texel en Sint Eustatius onder leiding van Cornelis Jans Hofker. De Commissarissen velden een vonnis over de kosten die werden gemaakt wegens het kappen van het anker en de daarop volgende berging van dat anker. De opgegeven kosten voor de schade bedroegen in totaal 926 gulden. De Bank van Assurantiën en Averijen bepaalde dat dit bedrag ook daadwerkelijk moest worden verdeeld over de schipper en de bevrachters. Inclusief de kosten voor de rechtbank werd het te verdelen bedrag 1091 gulden.

Het vonnis verwijst naar de scheepsverklaring (aktenummer 440), afgelegd op 3 augustus 1780 voor de notaris Willem Decker door opperstuurman Dirk Bakker, onderstuurman Cornelis Mattijsen, bootsman Andries Let, timmerman Martin Gumschin en de matrozen Carl Wadelund en Jacob Andsen. Uit de verklaring blijkt dat het schip, dat volledig nieuw was, op de rede van Texel gereed lag voor vertrek naar Sint Eustatius. Op 29 december 1779 was de wind gunstig en werd besloten het anker te lichten. De takelinstallatie van het anker bleek echter defect en omdat het eb ging worden, besloot men het ankertouw te kappen waardoor het anker verloren ging. Bij de terugkomst van Sint Eustatius bleek het anker al geborgen te zijn en ook dat moest nog betaald worden.

KLAB04056000180

Pagina uit de Rol van Averij Grosse 

De datum van aanmelding voor de procedure was 11 augustus 1780. Hiermee was de zaak van schipper Cornelis Jansse Hofker op de rol gezet. De namen van alle betrokkenen werden hierop genoteerd. De zaak werd uiteindelijk pas behandeld op 28 november van dat jaar.

A20747000876

Monsterrol van de Gesina Maria, 18 oktober 1779

Vóór vertrek van de Gesina Maria werd de monsterrol opgemaakt, met de namen van de bemanning. Pas op 29 december leek de wind gunstig genoeg om vanuit Texel te vertrekken.

Ook was voor vertrek, op 4 november 1779, door de Burgermeesters een Zeebrief afgegeven die werd geregistreerd in het Register der afgegeven Zeebrieven. De schipper kon hiermee een bewijs leveren dat het schip afkomstig was uit de Nederlanden. Het getal volgend op de naam van het schip is het getal van de totale last die zich aan boord bevond.